Pagina's

dinsdag 6 augustus 2013

Baggeren doen we overal deel II

Johannes Jacob Geluk, de derde generatie, was hier nauw bij betrokken. Een van zijn bekende uitspraken was: 'Neem geen laarzenwerk aan als je pantoffelwerk kunt krijgen.'  In het begin van de jaren 40 trok hij zich terug uit de aannemerij en deed zijn aandeel in het bedrijf over aan zijn zonen Cornelis, Jan Jacob en Marinus Geluk. Tot die tijd was het kantooradres in Tholen. Er vond een verandering van de firmanaam plaats en het kantoor verhuisde naar Gorinchem, centraler in ons land gelegen. Het werd: Firma C. en J.J. Geluk, Aannemingsbedrijf, kantoor houdende eerst aan de Varkensmarkt, daarna aan de Kleine Haarsekade 42 in Gorinchem.


De Tweede Wereldoorlog en de Watersnoodramp van 1953: twee gebeurtenissen die veel invloed hadden op ons land in het algemeen en op de waterbouwers in het bijzonder. Aannemingsbedrijf Geluk heeft in dat kader diverse werkzaamheden in Zeeland uitgevoerd. Ook was men betrokken bij de aanleg van de havendammen in de Sloehaven. Andere werkzaamheden van net na de oorlog waren de aanleg van het Pannerdens kanaal en een gedeelte van de kanalisatie van de Nederrijn bij Pannerden, de verhoging en verzwaring van de Baakse overlaat en de aanleg van een gedeelte van het Aduarderdiep bij Groningen. Ook elders in het land kwam men de medewerkers van Geluk steeds vaker tegen bij soortgelijke werkzaamheden.

Kees Geluk: “Over dit laatste werk valt nog wel iets bijzonders te vertellen. Het was een aanbesteding van de Dienst Uitvoering Werken (DUW, red.), onder leiding van de Provinciale Waterstaat van Groningen, met de voorwaarden dat alle graafwerkzaamheden zouden plaatsvinden met mankracht. Dit in verband met de grote werkeloosheid in Groningen. Alleen het vervoer van de uitkomende specie mocht gebeuren door middel van smalspoor. De directie van de Provinciale Waterstaat meldde dat voldoende deskundige arbeidskrachten in de regio aanwezig waren. De jongste firmant van ons bedrijf, die het werk uitvoerde, raakte er na een maand bijna overspannen. Na onderzoek bleek dat van de bijna 90 arbeidskrachten er geen enkele grondwerker bij zat. Het waren werkloze bakkers, slagers, loodgieters en dergelijke, waar je in dit werk niets mee kon. Na diverse besprekingen en onderhandelingen met de directie kregen we het uiteindelijk voor elkaar het werk geheel machinaal uit te voeren. Nog tijdens dit werk vond de watersnoodramp van 1 februari 1953 plaats, terwijl de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog nog volop aan de gang is.”

Combinatie

Hans Geluk: “Na de ramp in 1953 kwam de behoefte bij ons aan nat materieel: zuigers en baggermolens. Hierdoor is de combinatie met Baggermaatschappij Holland geboren. Ons bedrijf zocht nat materieel en Holland droog materieel.”
In de periode van 1953 tot 1960 zijn door deze combinatie onder andere de volgende werkzaamheden uitgevoerd: coupure met Spuidijk en wijzigen haven in Den Bommel;  verhoging en verzwaring van de dijk van de Uitslag- en Molenpolder in Den Bommel; de verhoging en verzwaring van de dijk Van de Rietveld en Adrianapolder te Ooltgensplaat; de verhoging en verzwaring van de zeedijk van de Sabrinapolder te Dinteloord; de aanleg van een inlaagdijk te Ouwerkerk.

De jaren 60 van de vorige eeuw beginnen met de aanleg van de meerdijk in Zuidelijk Flevoland en van bouwputten voor de schutsluizen te Nijkerk. Het betrof hier het gedeelte meerdijk van Nijkerk tot Spakenburg, met een lengte van zes kilometer. Ook deze werkzaamheden werden aangenomen door de aannemingscombinatie 'Geluk-Holland'.

De zeebodem waarop de meerdijk moest komen, bestond uit een laag veen en slappe klei met een dikte van ongeveer vier meter. Deze laag moest worden weggebaggerd. Dit gebeurde met de baggerpersmolen 'Dintel'. De opgebaggerde specie perste men via een lange drijvende leiding weg en werd op ongeveer 500 meter uit het tracé van de aan te leggen dijk, aan de Noordzijde gestort.
Hans Geluk: “De grondzuiger Roompot spoot het uitgebaggerde tracé vol met zand, dat kwam uit de parallel aan de dijk lopende aan te leggen vaargeul, aan de zuidzijde van de toekomstige meerdijk. Daarna werd de bovenslag opgespoten. De noordzijde van de dijk kreeg kraagstukken en stortsteen met daarboven een bekleding van asfaltbeton. De andere zijde kreeg een bekleding van klei en keileem. Tijdens de uitvoeringsperiode van de meerdijk volgde de aanbesteding door Rijkswaterstaat Directie Zuiderzeewerken van de aanleg van de bouwputten voor de te maken schutsluizen te Nijkerk. Ook dit werk namen we aan en voerden we met de combinatie uit. Al met al een groot werk met een grondverzet aan zand, baggerspecie, grond en klei van rond de vier miljoen kuub en een aannemingssom van ongeveer 12 miljoen gulden.”

Eigen materieel


Kees Geluk: “We zijn altijd onafhankelijk gebleven, ook al hebben we vergaande samenwerkingscontacten gehad met andere bedrijven. Eind 1964 besloten we de combinatie met de Holland om diverse redenen te beëindigen. Onze vader koos er om principiële redenen voor om geen lid te worden van de CB (Centrale Baggerbedrijven, red.), wat nu de VBKO is, een prijsregelende organisatie. En we zijn dat nog steeds niet. Aangezien de directie van de Holland daar anders over dacht was het niet mogelijk om bij openbare aanbestedingen als combinatie in te schrijven. De baggermaatschappij Holland nam al het combinatiematerieel over. Onze onderneming zat inmiddels niet stil, maar dacht na over de toekomst. We maakten de havendammen in het Sloe, en we namen een droog grondwerk aan in de Europoort. Financieel waren dit zeer goede werken. In 1966 namen we het werk Rondweg Zwolle aan. Hiervoor was baggermaterieel nodig. Gezien de verkoop van het combinatiematerieel, het resultaat van de werken in het Sloe en Europoort, was de kas goed gevuld. Eind 1965 besloten we zelf baggermaterieel te laten bouwen.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten