Over de betrekkelijkheid van roem, deel VII
Terugkijkend, denk je: waar is de tijd gebleven? En waarom
gebeuren de dingen zoals ze gebeuren? Hoe zou mijn leven er uit hebben gezien
als ik in dat kouwe Holland was gebleven. Kouwe Holland? Moet je mij horen.
Weet je hoe koud het in Koree kan zijn? En hoe warm? Misschien moet u het zo
zien: Waar ik nooit was, daar zal ik altijd blijven. En waar ik blijf: daar zal
ik nooit zijn. Verder blijf ik gewoon de ander die ik altijd ben geweest.
Er is
zo veel dat we niet weten. Er is zo veel wat niet gebeurt. Meer dan dat er wel
gebeurt. Heeft u daar wel eens over nagedacht? We denken dat ons leven loopt
zoals het loopt. Maar niks is minder waar. Dat denk je als je op je plek zit
vastgeroest. Maar als je de wereldzeeën hebt omzworven, dan weet je wel beter.
Stel dat ik hier niet was gekomen, dan waren er heel andere dingen gebeurd in
mijn leven. Stel dat u hier was gekomen, waar was u dan en wat deed u dan? En
sterker nog: wat zou het uitmaken? Voorspelbare dingen, maar wel andere. Dat
paste niet bij ons. En zo is het ook met u. En met alle andere mensen. Maar als
er iemand dood gaat, dan kun je je afvragen: wat is er allemaal in potentie
verloren gegaan in die ene mens? En wat niet allemaal in de wezens die niet
zijn geboren, of in de vele kinderen die dood gaan voor wat je als een mens
normaal acht? In alle andere mensen zit iets van mezelf. Als er iemand dood gaat
dan gaat er iets van mijzelf dood. Alsof er toch iets gebeurt in of uit hem of
haar waar ik deel aan heb. Of moeten de dingen soms gebeuren zoals ze gebeuren?
De gouverneur van Nagasaki wilde ons eerst spreken voor het
geval we vermomde Papen zouden zijn. Daar moesten ze niets van hebben. Bang als
ze waren voor de paus en zijn Papen. Slechte ervaringen hadden ze met Papen. We
kregen een lijst van 54 vragen te beantwoorden. Weet u wat ze wilden weten?
Vragen als: Waar wij met het schip vandaan kwamen, en of wij ergens aan geweest
waren? Of wij ook enige Papen of andere volk als Hollanders op ons schip hadden
gehad? Of wij niet wisten hoe groot het land van Koree is? Wat voor geloof zij
hebben en of zij ons daartoe ooit hebben proberen te bekeren? Of zij daar veel
tempels en beelden hebben en hoe die bediend worden? Of er veel paarden en
koebeesten zijn? Of er soms zilver- of andere mijnen zijn? We konden er zonder
mankeren op antwoorden. Naar eer en geweten. Ook een tweede keer. Om te kijken
of er iets anders geantwoord zou worden. En ze wilden natuurlijk weten wie wij
waren. Daar bent u natuurlijk ook benieuwd naar. Wie weet zit er nog familie
bij, ook al komen ze bij lang en na niet allemaal van Gorinchem. Gelukkig niet.
Er was bij ons Mattheus Ibocken, van 32 die onderbarbier was; en Gerrit Janszen
een matroos van 32. Verder Govert Denijszen, die kwartiermeester was en 47 jaar
oud; Jan Pieterszen van 36, die mijn plek als busschieter had ingenomen; Denijs
Govertszen die scheepsjongen was en met z’n 25 jaar de jongste van ons stel. Hij
was twaalf toen die de grote zee opging. Een snotaap, heeft veel geleerd en hij
heeft zich er doorheen geslagen. Een bofkont was hij, net als wij allemaal. De
laatste twee waren Cornelis Dirckse ook busschieter van 41 en Benedictus Clercq
van 27 die maatje van de
bootsman was.
Het duurde te lang voordat we mochten vertrekken. Zo misten
we de boot naar Batavia, de fluit Esperance. Maar er kwam een nieuwe kans. Op
23 oktober 1667 gingen we met zijn achten aan boord van de Spreeuw naar
Batavia waar we op 28 november aankwamen. De anderen zijn meteen doorgereisd
naar Holland zoals ik al vertelde. Zelf bleef ik. Waarom, wilt u het echt
weten? Er is maar één reden waarom een man ergens blijft hangen. Ik kwam de
knapste vrouw van de wereld
tegen. Een maagd rechtstreeks uit het tropisch paradijs. Die wilde ik hebben.
Ik kan u haar niet beschrijven. Als er een god is, dan is het een vrouw. Anders
gezegd: het is een vrouw die het heelal bestuurt, of op zijn minst aan de
touwtjes trekt. Wij mannen, wij zijn slechts de marionetten van de geschiedenis.. .

Geen opmerkingen:
Een reactie posten