Je ziet ze niet veel meer in de krant:
overlijdensadvertenties van vrouwen, van wie de man in de Tweede Wereldoorlog
is omgekomen. Om en nabij de zeventig jaar weduwe geweest. Trouw tot in der
eeuwigheid, of in ieder geval tot aan de dood. Hoe anders dan die publieke
figuren van het Gooische matras en daaromtrent zoals Jan de Bouvrie (200+) die
zich nog op late leeftijd schaamteloos willen profileren door het aantal
vrouwen rond te bazuinen met wie zij het bed hebben gedeeld. Blijkbaar om aan
te tonen dat hun libido ook niet meer is wat het geweest is zonder dat ze dat
zelf beseffen… Hoe die vrouwen daar over denken, laat zich raden.
En waar sta ik, nu je er rekening mee mag houden dat mijn
stoffelijk omhulsel op korte of langere termijn - 60 word ik dit jaar - op zal
gaan in het Al? De afwijking die ik heb, komt te weinig voor om er iets tegen
te ontwikkelen: 1 op 100.000 mensen, die het weten. De medicijnen die ik
vijftien jaar geslikt heb: synthetische berengal, waren net zo goed als
placebo’s, ze hadden geen effect op het beloop van deze westerse mannenkwaal,
die voor het gemak als afkorting door de wandelgangen van het ziekenhuis gaat:
PSC. De meeste huisartsen kennen het bestaan er niet van. De lijders eraan
hebben geen lobby. Wat rest als oplossing is een levertransplantatie, maar waar
haal je zo snel zo’n orgaan vandaan vandaag de dag? Wie boven de 60 is, heeft
sowieso minder kans op een verse lever, afgezien van Hans van Mierlo, maar die
had zo z’n contacten.
PSC? Wie googlet,
vindt altijd wat: Parkieten Speciaal Club, dat is niks voor iemand met mijn
achternaam. Of Partito della Sinistra Cristiana, een Italiaanse partij. En al
ben ik graag in Italiƫ, ik word geen lid van die groep. Noch van het PSC
Magazine van de beroepsfederatie NFG. En wie zijn fantasie laat lopen, het is
ook geen postnataal scabiƫs complex. Er is nog veel onwetendheid over wat er
allemaal - niet - is. Zeker over het ontstaan van - betrekkelijk nieuwe -
afwijkingen. Niemand weet precies wat het is, ook al krijg je veel, soms te
veel goedbedoelde raadgevingen naar je hoofd geslingerd. Niemand begrijpt het
ook, anders zouden ze hun adviezen van de koude grond van gebedsgenezer Jan
Zijlstra tot aan de hoge bergen van dokter Albert Vogel wel voor zich houden; ik
zelf het minst. Het is gewoon een rotziekte, zoals de zoon van m’n beste
vriend, afgestudeerd arts en bezig met promoveren, het karakteriseerde. Een
rotziekte, ja, zijn er eigenlijk niet-rotziektes? Had je dan liever cystic
fibrosis gehad? Of MS? Alvleesklierkanker? Acute leukemie?
En waar sta jij, vreemde vrijer van mijn vrouw, in het leven?
Ik weet je naam niet eens, en ik heb nog geen flauw benul wat je bezighoudt,
hoe je eruit ziet. Hoe noem je jou, ben je de ex van iemand, of de verweesde
mens die in een soortgelijke situatie als zij is verzeild is geraakt, in jouw
geval vrouwloos? Of heb je juiste geluksmoment afgewacht om toe te slaan? Sterker
nog, ik wil je naam ook helemaal niet weten, al zal ik je bezoeken tot in alle
uiteinden van ons nachtverblijf want mijn geest, wie weet waarheen hij waait? Ik
weet het zelf niet eens. Of ben je soms enkel op m’n geld uit, m’n huis en
alles wat ik achter heb moeten laten, nieuwe lover van het liefste, dat ik ooit
verworven heb? Die zijn er namelijk ook, de graaiers en de maaiers die leven
(leven?) volgens het enige basale principe: de een zijn dood is de ander zijn bedgenoot.
Speel je een schoon spelletje om de show te stelen van de buurt, van mijn
schoonfamilie of zullen ze je met een scheef oog eerder argwanend tegemoet
treden dan je in vertrouwen nemen? Ze zullen in ieder geval over je praten, dat
je al zo snel ten tonele verschijnt als de groene goedbedoelende geliefde, die uit
zichzelf dol is op groenten uit de eigen omgeving zoals schorseneren, keukenraap
of knolletjes, als aanbidder van de duurzaamheid.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten